Mijn man is naar zijn werk. De kinderen zijn naar school en dagbesteding.
En ik? Ik hang op de bank in mijn joggingbroek.
De tv staat aan; Say Yes to the dress.
De ontbijtspullen staan nog steeds op tafel. De konijnen hebben nog niks te eten. De was staat al drie uur klaar om in de wasmachine gestopt te worden en de vaatwasser is vol. En schoon.
De gordijnen zijn dicht.
Ik ben er niet.
Gisteravond ging ik na lange tijd weer eens naar een verjaardag. Ik ken haar via een vriendin en tot mijn verbazing werd ik ook uitgenodigd. Ik snap het oprecht niet. Waarom zou ze mij erbij willen hebben? Ik heb niks leuks te vertellen. Ik ben moe. En ik ben haar vriendin niet.
Zou ze me aardig vinden? Ben ik opvulling? Of wil ze me oprecht leren kennen?
Ik heb geen idee.
Mijn man spoorde me aan om te gaan. ‘Even wat anders’, zei hij.
Dus nu zit ik hier. Mijn vriendin zit naast me en vraagt hoe het gaat met de overplaatsing naar de andere school.
‘Wist je al dat de school niet mee wil werken?’ vraag ik. ‘Ja, natuurlijk,’ zegt ze. ‘Dat heb je allang verteld!’ ‘Oh, ja,’ zeg ik snel. Al kan ik het me, met geen mogelijkheid herinneren. ‘En weet je ook al, dat de Cluster 2 beschikking is verlopen?’ vraag ik. ‘Cluster 2 beschikking?’ herhaalt ze. Waardoor ik weet, dat ik dat nog niet verteld heb.
En dus, begin ik daar.
Ik vertel dat mijn man en ik ervan overtuigd waren dat onze zoon die hulp op school krijgt. Maar dat dat niet zo blijkt te zijn. Ik hoor het mezelf vertellen. Mijn stem klinkt vlak. Boos. Verslagen. En oneindig verdrietig. Pas op het moment dat ik in de rede gevallen wordt, besef ik me, dat het stil is in de kamer. En dat blijkbaar iedereen naar mij zat te luisteren… OMG. Hoe awkward.
‘Sorry, hoor,’ snibt ze, ‘maar daar kan ik me helemaal niks bij voorstellen! Jij bent toch de moeder! Jij hoort toch te weten wat voor hulp je zoon op school wel of niet krijgt. Dan heb je echt zelf niet opgelet!’
Ik kijk in de richting waar de stem vandaan komt. Ze heeft haar armen voor haar borst geslagen en kijkt me boos en uitdagend aan. Ik heb haar wel eens gezien in het dorp maar heb verder geen idee wie ze is. Ze is na mij binnen gekomen en heeft me geen gedag gezegd. Ze is gewoon gaan zitten, blijkbaar.
‘Dat is het hele punt,’ richt ik me tot haar, ‘ik zou dat zeker moeten weten. Dat vind ik zelf ook. Maar dat is dus niet zo. En ik snap werkelijk niet hoe dat kan.’ Dan sta ik op en loop naar haar toe. Dwars door de kamer, terwijl iedereen kijkt. ‘Ik ben trouwens Pauline. Wij kennen elkaar nog niet.’ Ik steek mijn hand uit en lach haar toe.
Met overduidelijke tegenzin krijg ik een hand terug. Daarna loop ik (met opgeheven hoofd) terug naar mijn stoel.
‘Hoe gaat het met je moeder?’ vraag ik opgeruimd aan mijn vriendin. Beter dat ik gewoon luister en ondertussen mijn gebakje eet.
En nu hang ik hier, totaal verslagen, op de bank. Ik heb vannacht geen oog dicht gedaan. Mijn ogen branden en mijn hart klopt in mijn slaap. De telefoon gaat en haalt me uit mijn overpeinzing. Het is mijn nicht. Of ik de leerplichtambtenaar al gebeld heb?
Ja, dat heb ik. ‘Hoe gaat het nu verder?’ vraagt ze. ‘Oh, een heel gezeik,’ zucht ik. ‘Ik wil het er liever niet over hebben.’ ‘Hoezo niet?’
En dan barst ik in huilen uit. Alweer.
Ohhh, wat ben ik kwaad op mezelf. Op mijn gejank. En mijn gezeik. Mijn domme goedgelovigheid. ‘Waarom heb ik niet beter opgelet?’ huil ik in de hoorn.
‘Ho, ho, ho, Pauline, nu draaf je door,’ zegt mijn nicht gedecideerd. ‘Hou op! Het heeft helemaal geen zin om het jezelf kwalijk te nemen. Jij hebt keihard gewerkt om die indicatie voor elkaar te krijgen! Jij hebt je zoon op die school afgeleverd mét indicatie en zij zouden hem de hulp geven die daarbij hoort. Het is niet jouw fout dat ze daarmee gestopt zijn. En dat ze dat niet met jou besproken hebben.’
‘Ik had dat moeten weten!’ roep ik huilend.
‘Jij was druk met op de been blijven! Jij moest hem elke dag thuis begeleiden. Het is een middelbare school. Die hebben één of twee keer contact met ouders. Dat is heel anders dan de basisschool! Pauline, hou op. Dit heeft echt geen zin! Je wordt er alleen maar verdrietig van en het helpt je niks.’
‘Als mensen dit horen dan zeggen ze dat het mijn eigen stomme schuld is. Dat ik beter op had moeten letten. En dat is toch ook zo!’ roep ik terug. Ik kan me er nog niet bij neerleggen.
‘De beste stuurlui staan aan wal, Pauline. Zij hebben makkelijk praten. Je mag toch verwachten dat een professionele organisatie doet wat ze beloofd, of niet dan? En dat je ze nooit sprak is ook niet waar. Je had ze juist heel vaak aan de telefoon. Over het pesten, zijn angsten, de problemen bij het stagelopen, noem maar op. Ze wisten dat jullie thuis bijna verzopen en dat jullie tig hulpverleners over de vloer hebben. Dan ga je zulke essentiële hulp toch niet afbouwen. En dan nota bene ook nog zonder overleg?! Ach Pauline, hou op. Dat is jouw schuld niet.’
‘Ik ben zo moeoeoeoeoeoeoeoe,’ huil ik in de hoorn. Ik kan niet meer. Echt niet.
‘Ik weet het schat. Ik weet het.
Weet je wat? Ik kom naar je toe. Vang ik straks de kinderen op en ga jij lekker naar bed. Kom. Verschoon je bed, stap onder de douche en ga een paar uur slapen. Heb je eten in huis voor vanavond? Dan kook ik voor jullie.’
‘Dank je wel,’ geef ik me gewonnen. ‘Wat ontzettend lief van je.’
Mijn opa. Mijn lieve opa. Ik denk nog vaak aan hem. Aan zijn wijze lessen. Oh, jaaaa, hij is natuurlijk ook de opa van mijn nicht, bedenk ik me nu… Hij leerde ons dat zowel hulp aanbieden als hulp aanvaarden een cadeau is. Waar je van ‘moet’ genieten. Want, zo zei hij: ‘als je er niet van geniet, dan heeft niemand er iets aan.’
Ik hoor het mezelf nóg zeggen: ‘Maar opa, hulp geven is zoveel gemakkelijker dan hulp krijgen.’
Ook zijn antwoord weet ik nog exact: ‘Dat denk je maar, Pauline. Als iemand geen hulp wil, dan begin je niks. Het is als een compliment dat wordt afgeslagen. Of een cadeau, dat ingepakt op de kast wordt gezet. Dus, meisje; als je hulp aangeboden krijgt, zeg dan ‘Ja’ en geniet er met volle teugen van!’
En dat doe ik.
Een half uurtje later kruip ik fris gewassen in mijn lekkere schone bed. Ik weet niet of ik echt kan slapen, maar het feit dat ik hier -zomaar overdag- kan en mag liggen, is fantastisch. ‘Als je niet kunt slapen, rust je toch lekker uit,’ fluistert opa in mijn herinnering.
‘Ja,’ fluister ik terug, ‘wat fijn!’
En dan val ik in een droomloze slaap.
Reactie plaatsen
Reacties