Als mijn man en ik trouwen en ik snel daarna zwanger raak, staan we er geen moment bij stil dat we een gehandicapt kind krijgen. Of zelfs maar kúnnen krijgen.
We zijn dolverliefd, kopen een babykamertje, allerlei kleine kleertjes en kiezen geboortekaartjes.
In gedachten zie ik een klein mensenmensje door de woonkamer drentelen, met rode laarsjes en een regenjasje, waarvan de druppels op de vloer vallen. Zooo schattig!
Als we ’s nachts in bed liggen en de baby dubbele flikflaks in mijn buik maakt, lachen we vertederd en bedenken we hoe hij of zij eruit zal zien. Het heeft in ieder geval eigenwijs, glinsterende oogjes en een ondeugend, lachend mondje.
‘Ja’, zeg ik tegen mijn man, ‘en als het dan een meisje is, en als ze dan gevallen is, dan komt ze natuurlijk naar haar papa toe en dan moet je haar troosten. Dan geef je kusjes op haar zere handjes en vlinderkusjes in haar kleine nekje, om haar aan het lachen te maken.’
‘Ja’, zegt mijn man, ‘en als het bedtijd is, ga jij in de grote stoel in de babykamer zitten, met ons kindje op je schoot, zo lekker warm tegen je aan, met een dekentje over jullie heen. En dan lees je een verhaaltje voor. Dan kijken jullie samen naar de plaatjes in het boek.’
Vol vertrouwen liggen we in bed in elkaars armen en fantaseren hele verhalen. Vandaag de dag zijn het dierbare herinneringen die, in het licht van onze latere realiteit als zorgouders, niet veranderd zijn. Want weet je, deze liefdevolle gevoelens zijn er evengoed. Ze zijn er altijd geweest. En hangen niet af van wel of geen handicap bij ons kind.
Wat wel wezenlijk anders is, is het stralende toekomstplaatje. En het zorgeloze fantaseren. We hebben te maken met de pijn van ‘levend verlies’.
Het is nog niet eens zo lang geleden dat ik deze benaming voor het eerst hoorde. En het sneed direct dwars door mijn hart.
Levend verlies is pure rouw die steeds opnieuw rauw op je dak komt. Door de jaren heen, iedere keer opnieuw, steeds een stukje afscheid nemen van het ideale plaatje. Het geluk, dat je je kind zo gunt. En wat je zelf als vader en moeder voor ogen hebt, zodra je de eerste blijdschap over het verwachten van een kind voelt.
Vanmorgen vroeg mijn lieve vriendin Els of ik de cirkel van invloed ken? Jazeker ken ik die. Stephen Covey is de bedenker en grondlegger van de cirkel van invloed. Die cirkel bestaat uit een kern: Invloed en een rand daaromheen: betrokkenheid. Covey leert ons dat we vooral op die zaken moeten focussen waarop we direct invloed hebben en onze energie vooral niet moeten richten op zaken die volledig buiten onze invloedsfeer liggen.
Dat mijn kind gehandicapt is, is een voldongen feit. Het heeft geen zin om me daar druk om te maken. Ik kan dat niet veranderen. Wat wel kan, is er mee om leren gaan. Om mezelf te accepteren met alle gevoelens die daarbij horen. En om dus niet met mezelf te vechten hierover.
Er is ook nog een groot verschil tussen weten en voelen, vind ik. Want wat hier boven allemaal staat, ja dat wéét ik al jaren. En jij vast ook.
Maar de grote vraag is: Voel je het?
Mag jij van jezelf verdriet hebben hierover? Of vind je dat je niet moet zeuren. Tanden op elkaar en doorgaan…
Als ik voor mezelf spreek: Het gaat met ups en downs. Inmiddels herken ik mijn innerlijke criticus op tachtig kilometer afstand. Heb ik leren balanceren tussen het negatieve, harde veroordelen van mezelf en het toestaan van mijn gevoelens en verdriet. Het mag er allemaal zijn.
En dát is voor mij het ultieme Lief-Zijn-Voor-Mezelf-gevoel. Zonder schuldgevoel, mezelf toestaan om te voelen wat ik voel en te doen wat nodig is, om op de been te blijven. Soms is dat: even alleen eropuit gaan, soms is dat juist thuisblijven, soms is dat slapen, lachen of huilen.
Zonder Lief-Zijn-Voor-Mezelf is (mantel)zorgen niet vol te houden.
Reactie plaatsen
Reacties