Jaren was dit mijn leven. Ons leven. Het leven van mijn gezin. Mijn man, zoon en dochter en van mijzelf. Je ziet, het is op honderd manier te benoemen, maar de diepere laag en vooral het verdriet, is zorgvuldig bedekt.
En toch is dat, wat ieder van ons, van zich af probeert te schudden. Opstaan. Zichtbaar worden. Jezelf zijn. Het is een oerdrift. Een drang. Waar we volgens mij allemaal het volste recht toe hebben.
In februari 2020 was voor mij de maat vol. Na 20 jaar intensief zorgen voor mijn zoon, vond ik oprecht dat ik aan de beurt was. Ik nam een rigoureuze stap en huurde het theater af, om mijn lang gekoesterde droom (een eigen theatershow) uit te laten komen.
Helaas gooide Corona roet in het eten en duurde het nog bijna tweeëneenhalf jaar voordat Zeikwijf in Mantelzorgland dan eindelijk een feit was.
Diepgelukkig en vooral dankbaar ben ik, dat ik het gedaan heb. Voor de mantelzorgers die ik met deze voorstelling aanmoedig om hetzelfde te doen: gehoor geven aan hun eigen verlangens en noden. Juist om het intensieve zorgen voor je dierbare op de lange termijn vol te kunnen houden.
Maar op de eerste plaats voor mijn kinderen en in het bijzonder voor mijn dochter. Terwijl ik dit schrijf voel ik direct de noodzaak om uit te leggen waarom ik dit zeg. Waarom in het bijzonder voor mijn dochter? En niet voor mijn zoon?
Ja… óók voor mijn zoon. Maar in het bijzonder voor mijn dochter.
Want zij is het brusje. Zij is degene die te weinig aandacht kreeg, toen mijn zoon nog thuis woonde. Zij is degene die op vijfjarige leeftijd tegen mij zei: “Ik lijk wel een engel. Ik zweef hier rond en niemand ziet mij.” AUAUAU!! Een messteek in mijn hart. En daarna het mes nog drie slagen omgedraaid. Pfff.
Het kind had gelijk. Het was vreselijk. Ik wist het. Zo machteloos als ik was. Hoe hard ik ook mijn best deed, het was niet genoeg.
Vechten voor je plekje. Het zou niet nodig moeten zijn.
Door mijn show, doordat ik het gedáán heb, doordat ik er ben gaan stáán, met rechte rug en opgeheven hoofd, eerlijk en kwetsbaar, heb ik niet alleen gezégd dat je zelf óók belangrijk bent, maar het ook laten zíen! En nu; wil zij het ook.
Al is ze bang, kwetsbaar en onzeker, ze dóét het! En mijn man en ik steunen haar.
Anderhalf jaar geleden, toen ze dertien was, begon ze aan het schrijven van een boek. Afgelopen juli werd ze vijftien en zei: ik heb al veertien hoofdstukken en ik wil het graag afmaken, maar ik kan het niet.
“Wat houd je tegen?” Vroegen mijn man en ik.
“De waarheid,” zei ze verdrietig, “die doet zo’n pijn.”
Reactie plaatsen
Reacties